Hoe herken je onoprechte guru’s?
Pas op voor de valse profeten, die naar jullie toe komen in schaapskleren, maar van binnen roofzuchtige wolven zijn. Aan hun vruchten zal je ze kennen. “
(Mt. 7, 15-16)
Hoewel er vaak smalend wordt gedaan over allerhande guru’s – en geregeld met erg veel reden – is het niettemin zo dat mensen nood hebben aan spirituele leermeesters en dat oprechte leermeesters hun leerlingen een stap verder kunnen brengen in hun zoektocht naar de diepte van de ziel. Alleen wordt de leermeester-leerling-relatie dikwijls misbruikt wanneer guru’s er eigenlijk niet op uit zijn hun volgelingen helemaal niet vrijer te maken en wel op beroemder, machtiger of rijker worden door zoveel mogelijk leerlingen aan hen te binden.
Het is nu eenmaal een onmiskenbaar feit dat zowel in Oost als West heel wat guru’s niet meer zijn dan commerciële wolven in spirituele schaapsvacht. Doorheen mijn eigen ervaringen sprokkelde ik op dat vlak dan ook enkele eenvoudige richtlijnen bijeen die iedereen kunnen helpen om gurubedrog te doorprikken.
Eén. Begin bij de aarde, niet bij de hemel. Stel je vragen bij het levensonderhoud van de guru en de wijze waarop hij zijn geld verkrijgt. Dat klinkt misschien onspiritueel, maar dat is het allerminst. Om het in de woorden van een groot profeet als Jezus te zeggen: “Als jullie met de geldduivel onbetrouwbaar zijn geweest, wie zal jullie dan het ware goed toevertrouwen? En als jullie niet te vertrouwen zijn geweest met andermans goed, wie zal jullie dan vertrouwen met wat jezelf toebehoort?”
Dat het materiële niet het grootste belang heeft, en wel het spirituele, is natuurlijk evident. Ook daarrond zouden we meerder uitspraken van Jezus kunnen aanhalen. Maar wat dit weinig aangehaalde citaat in herinnering brengt, is dat het spirituele ook steeds om een eerlijke omgang met het materiële vraagt. Hij windt er dan ook geen doekjes om: wie niet eerlijk is in zijn geldzaken zal het ook niet zijn in zijn spiritualiteit. Anders gezegd: indien een guru niet transparant is met geld, dan heeft hij iets te verbergen. En de leerling die zich laat verleiden door psychologische uitvluchten of spirituele verzinsels daaromtrent, zal zeker bedrogen uitkomen. Zo prediken guru’s soms materiële onthechting en doen ze hun leerlingen geloven dat ze die kunnen bereiken door al hun geld weg te geven aan de guru of de organisatie die erachter schuilt. Wanneer de leerlingen uit misplaatst ontzag voor de guru dit ook doen, is er jammer genoeg geen sprake van onthechting, maar wel van naïviteit en fraude. Wie verblindt in het rond zweeft wordt nu eenmaal gemakkelijk in een kooi gevangen.
Twee. Al wat noodzakelijk is om tot verlichting te komen is ooit reeds gezegd of geopenbaard. Guru’s die het doen uitschijnen dat ze de eersten zijn om een bepaald groot inzicht de wereld in te brengen of dat zij er in slaagden oude waarheden te ontdekken die geheel verloren waren, zijn dus te wantrouwen. Wat het spirituele betreft, is alles in feite reeds gezegd en niets is heimelijk verborgen. De vele profeten en wijzen uit de geschiedenis gaven ons immers genoeg aanzetten om een zuiver spiritueel leven te leiden en hun inzichten zijn door de grote religieuze tradities aan de verschillende generaties doorgegeven. Wat men wel kan doen, is de inzichten van profeten en wijzen telkens opnieuw ‘vertalen’ zodat mensen het vandaag de dag terug wat beter verstaan – maar dat is verre van uniek of mysterieus.
In dat opzicht is het trouwens opvallend dat hoe minder ‘vernieuwend’ guru’s zijn (dat wil zeggen, hoe vaker ze platte boutades herkauwen), hoe meer ze zelf ‘nieuwheid’ claimen. Zo nemen sommige hedendaagse guru’s patenten op hun meditatiesystemen omdat het zo ‘anders’ zou zijn. Het enige vernieuwende is echter het patent en zeker niet de meditatie. Als er dan iets ‘nieuw’ is aan hun leer, dan is het vermoedelijk dan ook eerder hun mateloze vercommercialisering van spiritualiteit – hoewel ook daar behoorlijk wat historische voorbeelden van bestaan.
Drie. Let op voor dualistische non-dualiteit. Heel wat guru’s verkondigen immers de fundamentele eenheid van het goddelijke geheel en ze tonen hun leerlingen hoe de dualiteit van de menselijke geest slechts een illusie is. Het is een gedachte die in verschillende spirituele denkscholen een belangrijke en legitieme plaats inneemt. Het eigenaardige is alleen dat sommige guru’s die dit principe prediken, zichzelf toch op een voetstuk plaatsen. Zo’n guru merkt dan eerst terecht op dat heel wat mensen gevangen zitten in duale denkbeelden van jong vs. oud, mooi vs. lelijk, arm vs. rijk om vervolgens te beweren dat hij of zij, in tegenstelling tot anderen, aan die dualiteit konden ontsnappen. Daaraan gekoppeld houden ze hun leerlingen voor dat zij, omwille van hun immense spirituele guru-kracht, hun volgelingen kunnen helpen om eveneens aan die dualiteit te ontsnappen. Daardoor creëren ze een duale afhankelijkheid tussen guru en volgeling. Een oprechte guru begrijpt echter dat zowel hijzelf als zijn leerlingen enkel en alleen van God afhankelijk zijn.
De gevaarlijkste versie van dualistische non-dualiteit is het idee dat iedereen en alles een goddelijke kern bevat, maar dat de guru toch net dat tikje goddelijker is dan anderen. Laat het echter duidelijk zijn: niemand is fundamenteel ‘meer’ of ‘minder’ God dan een ander. Wat wel kan, is dat een guru minder gehecht is aan zijn ego dan de meesten rondom ons. Maar wie werkelijk egoloos is, voelt niet de behoefte om constant te bewijzen hoeveel inzicht hij heeft, hoe verlicht hij is of hoeveel mysterieuze krachten hij bezit. God is even aanwezig in iedereen.
Vier. Wat, zijn dan de kenmerken van een echte spirituele meester, kan men zich afvragen? Ach, er zijn maar weinig specifieke kenmerken, maar een beetje nederigheid is al heel wat.