Vasten, of leren leven met genoeg
We zullen het met minder moeten doen en soberder moeten gaan leven. In het geval van de vasten veertig dagen lang, maar gezien de economische stand van zaken zou het weleens een nuttige les kunnen zijn. Jammer genoeg is er al te weinig aandacht voor deze zinvolle spirituele periode?
Dit opiniestuk verscheen op 8 januari in De Standaard.
Afgelopen week, op Aswoensdag, startte de christelijke vastenperiode. Het kan geen kwaad daar even aan te herinneren om te voorkomen dat men het opnieuw in Keulen hoort donderen.
Niet dat er voor dit jaarlijkse gebeuren nooit aandacht is, maar, net zoals bij veel andere christelijke rituelen en gewoontes, is de mediafocus er vooral één van enigszins afstandelijke en geamuseerde interesse. In een weekblad alsKerk en Leven (het ‘parochieblad’ in de volksmond) is dat uiteraard anders, maar het gemiddelde krantenartikel of tv-bericht over de vasten zoomt vooral in op een soort ‘oud verleden’ waar zogezegd slechts enkele zonderlinge figuren zich nog mee inlaten.
Die toon verandert al snel als het vasten in een hipper lifestylekleedje gestoken wordt, zoals bij ‘Veertig dagen zonder vlees’. Zoiets vinden we hip en trendy, want was dat niet gezond en klimaatbewust, een beetje vleeslozer leven? Die insteek staat dan weer in schril contrast met de ramadan. Telkens als die de kop op steekt, is er een plotselinge ‘human interest’ in wat die eigenaardige moslims nu weer een hele maand gaan uitspoken. ‘Overdag niet eten? Tjonge jonge, ze hangen toch nog heel hard vast aan bizarre religieuze gewoontes die nergens op slaan.’ Dat dit exotische religieuze gebeuren op heel wat vlakken parallellen vertoont met initiatieven als ‘Dagen zonder vlees’, ziet men daarbij over het hoofd. En net dat over het hoofd zien weerhoudt onze moderne geesten ervan de noodzaak van het vasten te begrijpen.
We zien niet hoezeer vasten lifestyle of exotisme overstijgt en in welke mate onze samenleving hunkert naar een dieper begrip van dit spirituele gebruik. Een vastenperiode is immers een periode waarin men de moeite neemt om te leren leven met minder. En laat net dat in tijden van crisis bijzonder nuttig zijn. Elke dag worden we immers geconfronteerd met onze tanende economie en met weloverwogen opinies van experts die uiteenzetten waarom onze huidige consumptiedwang niet vol te houden is. Zo beseffen we onderhand dat er een aantal wereldbollen extra nodig zijn als de hele mensheid de levensstandaard van de gemiddelde Belg wil aanhouden.
We weten dat allemaal wel, maar wat doen we daaraan? We kopen schone lucht in het buitenland om onze uitstoot goed te praten, we trekken de pensioenleeftijd omhoog en we trachten de economie aan te zwengelen met woorden als innovatie en ondernemerschap. Zoals Tolstoj zei: “Mensen komen aandraven met de meest ingenieuze oplossingen voor hun problemen, behalve deze: ophouden met dat te doen wat hun probleem veroorzaakt.”
Waar in ons onderwijs leren we zuiniger en soberder te leven? Op welk moment in het maatschappelijk debat wordt onze mentaliteit van ‘almaar meer’ werkelijk aangepakt? Het is helemaal geen leuke hypothetische en academische vraag of een nulgroeieconomie een mogelijkheid is. Het wordt stilaan realiteit. En hoe gaan we daar concreet mee om? Moeten we werkelijk wachten tot het tekort ons overvalt? Er bestaan nochtans mogelijkheden om beetje bij beetje te leren leven met genoeg. Alleen komen die uit een andere hoek dan de salonfähige.
Vasten is geen ouderwets gedoe, geen exotische rariteit en geen dieettrucje. In deze tijden van consuminderen – niet omdat het een mode is, maar omdat het stilaan onvermijdelijk wordt – is vasten een noodzaak. Het ‘oefent’ immers een bijzonder belangrijke ingesteldheid.