Wat wordt het einde van de mensheid?
Gaan we richting een grotere spirituele en sociale harmonie, stevenen we af op een morele en structurele teloorgang van onze maatschappij, of is zowel de opbouw als de afbraak van de menselijke samenleving globaal genomen altijd dezelfde geweest? Of zou het een beetje van dat alles kunnen zijn?
Het idee dat we opgaan naar een nieuw tijdperk van spirituele harmonie is natuurlijk volop aanwezig in de vele spiritualiteiten die gegroepeerd worden onder de noemer ‘New Age’. De oorsprong van de verzamelnaam ‘New Age’ verwijst immers naar de overtuiging dat we aan de vooravond staan van een nieuw tijdperk (het zogenaamde ‘Aquarius tijdperk’) waarin de mensheid op een hoger spiritueel bewustzijnsniveau gaat leven.
Een gelijkaardige visie vinden we ook terug in het Christendom. God is volgens Christenen immers zowel het Alfa als het Omega van het bestaan, zowel het begin als het einde, wat betekent dat de schepping onvermijdelijk naar een eindpunt gaat waar ze terug volledig van Gods liefde en waarheid zal doordrongen zijn.
Daartegenover staat dan de gedachte dat de morele teloorgang van de maatschappij de mensheid uiteindelijk van de kaart zal vegen. Deze visie wordt o.a. in het Hindoeïsme sterk verwoord. Hindoes spreken over de ‘Kali Yuga’, het laatste van de vier tijdperken waar de mensheid door zal gaan. In het eerste tijdperk, de Sat Yuga, heerst waarheid en rechtvaardigheid als vanzelf. Door het egoïsme van de mensen sluipt echter stilaan onrecht de samenleving binnen, met als gevolg dat er in het tweede tijdperk, de Treta Yuga, een nood ontstaat aan externe krachten (d.w.z. aan spirituele leraren en politieke leiders) die de maatschappij in het gareel kunnen houden. Wanneer hun aanwezigheid niet meer volstaat, komen we in het derde tijdperk, de Dwapara Yuga. Daarin blijkt het enige redmiddel het neerschrijven van wetten en teksten die de spirituele en morele regels van het bestaan duidelijk afbakenen zodat iedereen steeds kan teruggrijpen naar een heldere leidraad. In het laatste tijdperk, de Kali Yuga, luisteren mensen ook niet langer naar de heilige teksten. Ze leven dan verblind door de illusies van hun ego. Haat viert hoogtij, de wapens kletteren alsmaar feller en de mensheid hakt zichzelf in stukken. Volgens vele Hindoes bevinden we ons nu in zo’n Kali Yuga. (De toonbeelden daarvan zijn nu eenmaal niet ver te zoeken.)
Maar opnieuw kent ook het Christendom een dergelijk idee. Daar noemt het dan ‘de apocalyps’. De apocalyps is immers niet zozeer ‘het einde van de wereld’ als wel het ogenblik waarop het morele verval zo groot wordt, dat Christus’ licht weer de wereld in zal komen om de zielen van elkaar te scheiden: zij die zich staande hielden in waarheid en rechtvaardigheid zullen worden gered, zij die moraliteit aan hun laars lapten zullen geconfronteerd worden met groot lijden. Ze zullen zichzelf verscheuren en niet in God worden opgenomen.
Zo wordt meteen ook duidelijk dat niet alleen tussen spirituele tradities geen overeenstemming bestaat over dit onderwerp, maar dat er zelfs binnen een religieuze traditie geen echt eenduidig idee heerst over de toekomst van de mensheid. Meestal worden verschillende visies gecombineerd. Zo lijkt het geloof in een Kali Yuga misschien te wijzen op een eerder defaitistisch ‘verwoestingsidee’, maar eigenlijk is dat niet zo. Want na de verwoesting van het Kali Yuga begint immers een nieuwe fase van vier tijdperken. De vier tijdperken herhalen zich telkens opnieuw aangezien ze op hun beurt slechts een onderdeel zijn van de grotere universele golven van het bestaan.
Dat christendom en hindoetradities verschillende toekomstvisies en -beelden combineren wijst echter niet op een conceptuele inconsistentie, maar toont veeleer de noodzakelijke nuancering van een complex gegeven.
Dat complexe samengaan van de twee toekomstmogelijkheden, vul ik zelf als volgt in: God heeft altijd harmonie gewild. Dat is, spiritueel gesproken, nu eenmaal ‘de bedoeling’ van de schepping. Harmonie is en blijft dus zowel het vertrekpunt als het einddoel.
Daaruit volgt dan ook dat het evenwicht en de harmonie zich steeds opnieuw zullen herstellen – niet omwille van één of ander episch idee dat het ‘goede’ het ‘kwade’ zal overwinnen, maar wel als evident gevolg van het feit dat God harmonie wil en zijn schepping dus ook steeds in die richting begeleidt.
Alleen houdt dat harmonie van de schepping niet noodzakelijk een harmonie van de mensheid inhoudt. Het omega van Gods scheppingsevenwicht zou ook zonder mensheid kunnen bestaan.
Is het dus mogelijk dat we, ondanks Gods welwillendheid, op een soort ‘Kali apocalyps’ afstevenen? Uiteraard. Indien we de wereld blijven leegroven en uitputten zoals we dat vandaag doen, dan graven we onvermijdelijk ons eigen graf. En indien we niet meer respect opbrengen voor alle beschavingen en culturen zal uitsluiting en geweld onze mensheid steeds verder verscheuren.
Maar is het ook mogelijk dat we een dergelijke apocalyps afwenden door als mensheid een groter spiritueel bewustzijn aan de dag te leggen? Ook dat is niet ondenkbaar. Wanneer we ons zoals Ninevieten toch weten te omwentelen, valt het tij waarschijnlijk te keren. Als we terug waarde kunnen vinden in de natuur, eenheid in de mensheid en balans in het bestaan, dan ligt harmonie alsnog binnen ons bereik.
Verdwijnen zullen we. Want niets is eeuwig, behalve God. De vraag is alleen op welke manier we zullen verdwijnen: in overeenstemming met de rust en het evenwicht van Gods schoonheid of in de pijn van de door onszelf aangebrachte verwoesting?
Al leidt die vraag ons misschien wel tot een volgende gedachte, die alle voorgaande overwegingen van de tafel veegt. Want misschien is de vraag eigenlijk niet of in tien, honderd of duizend jaar de mensheid nog steeds dezelfde zal zijn, zichzelf zal hebben verwoest of een spiritueel omega zal hebben bereikt. De enige echte vraag is of we op dit moment Gods schoonheid proberen te verwerkelijken, zowel in onszelf als in de samenleving.
Zoals Christus tegen een aantal religieuze muggezifters zei: “U zit op een dwaalspoor. Hij is geen God van doden, maar van levenden.” Hij is geen God van verleden of toekomst, maar een God van het heden.